¿CÓMO SE DICE EN ESPAÑOL…? (Vertaal de zinnen)

1. Ik wilde een kilo tomaten. ¿Wat kost de kilo?

2. Kunt u mij een hotel in de buurt van het station aanbevelen? (dichtbij)

3. Waar komt Antonio vandaan?

4. Ik heb een broer en drie zussen.

5. Ik wil met mijn vriend naar de bioscoop gaan.

6. Hoe oud is jouw buurvrouw?

7. De familie Valor werkt in Alicante. Ze hebben een chocolaterie.

8. De schoonzus van mijn man werkt in de chocolaterie Valor.

9. Mijn neefjes zijn drie en zes jaar oud.

10. Zijn oma is 86 jaar oud.

11. Cecilia is een beroemde actrice.

12. Ik hou van koffie.

13. In welke maand ben je jarig?

14. Hoeveel dagen heeft november?

15. Ik zoek mijn boeken.