Vul de bijwoorden in, op basis van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes. Denk erom dat de bijwoorden die eindigen op ‘o ‘met de vrouwelijke vorm op ‘a’ gevormd worden. Die op ‘e’ of medeklinker eindigen behouden deze klank.

  1. Tú siempre haces todo (urgente). …urgentemente…..
  2. Bueno, ahora podríamos leer (tranquilo)……………………………………………..la carta de Marisol.
  3. (Normal)…………………………………….nosotros no tenemos nunca problemas con el tráfico.
  4. Hablo todavía pocoel español, por eso comprendo (difícil)…………………………………………
  5. Por esta calle, todo recto, vais (directo)……………………………….. al hotel.
  6. En la recepción nos contestan siempre (amable)…………………………………………….
  7. En Cataluña, los catalanes hablan (usual) …………………………………. catalán.
  8. El tema está (suficiente)………………………………..claro, por hoy.
  9. (Último)………………………………..los precios de la gasolina suben (enorme)……………………………….
  10. En la costa, (general)……………………………….., el viento sopla (fuerte)……………………………….

Solución ejercicio anterior:

  1. Wat wil je dat ik doen zal?
  2. Ik hoop dat het goed met jou gaat.
  3. Misschien komen we langs. Ben je dan thuis?
  4. Het is mogelijk dat mijn man belt. Geef je me een seintje als hij dat doet?
  5. Het is aan te bevelen dat je veel water drinkt.
  6. Ik vind het heerlijk dat je weer hier komt wonen.
  7. Ze vroegen mij om vroeg hier te zijn, en hier ben ik.
  8. Als je van je werk terug komt, kun je dan langs de bakker gaan?
  9. We blijven hier totdat de zon opkomt.