¿Cómo dirías las siguientes frases en español?

  1. Wat wil je dat ik doe?
  2. Ik hoop dat het goed met je gaat.
  3. Misschien komen we langs. Zou je morgen thuis zijn?
  4. Het is mogelijk dat mijn man belt. Geef me een seintje als hij dat doet.
  5. Ik raad je aan veel water te drinken.
  6. Ik vind het heerlijk dat je weer hier komt wonen.
  7. Ze vroegen mij om vroeg aanwezig te zijn, en hier ben ik.
  8. Als je van je werk terugkomt kun je dan langs de bakker gaan?
  9. We blijven hier totdat de zon opkomt.

Solución ejercicio anterior:

  1. le gustan, 2. les molesta, 3. le duelen, 4. le queda, 5. les interesa.