Vocabulario navideño:
La estrella ster
El árbol de Navidad kerstboom
Los angelitos engeltjes
El niño Jesús Kerstkindje / Christuskind
María y José Maria en Jozef
Los pastores herders
Las ovejas schapen
El burro ezel
El buey os
Los Reyes Magos De drie Koningen (Gaspar, Melchor y Baltasar)
El belén kerststal
El pesebre kribbe
Los villancicos kerstliederen
Los camellos kamelen
Papá Noel Kerstman
Viejito de Pascuas Kerstman in sommige landen
El cabello de ángel engelenhaar
La bola/esfera de navidad kerstbal
Las velas kaarsen
La mirra mirre
El incienso wierook
El oro goud
El adviento advent
La corona de adviento adventskrans
La guirnalda kerstkrans (!)
Las campanas klokken
Las campanadas klokslagen
El muérdago maretak
El aguinaldo 13e maand, maar vaak ook een cadeautje, of lekkers
El turrón noga, kerstsnoep
Las estrenes envelop met geld, van opa/oma voor kleinkind
Las luces de Navidad kerstverlichting
El muñeco de jengibre koekmannetje, kerstkoek
Los fuegos artificiales vuurwerk
El cotillón soort decoratie met veel kleur
El carbón dulce “zoete kolen”, wat voor de Sint de roe is
La flor de Pascua kerstster (plant)
El gordo hoofdprijs in de loterij
Los regalos cadeautjes
La cabalgata de Reyes optocht van de koningen
